woensdag 13 september 2017

WMO-aanpassing badkamer moet royaler!

Het college heeft het WMO-beleidsplan aangepast. Daarin staat o.a. dat een noodzakelijke aanpassing van een badkamer of keuken geheel voor eigen rekening is als deze ouder is dan 20 jaar. Volgens Paulien van den Tol van o.a. de PCOB mag dit juridisch helemaal niet. Ze kaartte dit voor de zomer al aan en prikkelde mij om in de materie te duiken. Niet in het juridische deel want daar heb ik geen kaas van gegeten, maar in mijn ogen waren er voldoende andere argumenten om deze discutabele regel in het WMO-beleidsplan ter discussie te stellen. Gisteravond was eea aan de orde in de commissie Inwoners. Mijn bijdrage:
“In de raadsinformatiebrief die het college bij het beleidsplan voegt, wordt aangegeven hoe het college met eea omgaat en hoe het gesteld is met jurisprudentie. Progressief Altena leest daar oa dat de 20 jaar die u hanteert gebaseerd is op de afschrijvingstermijnen die door de Vereniging Overleg Voorzitters Huurcommissie zijn vastgesteld in het Beleid Huurverhoging na Woonverbetering. Die heb ik uiteraard opgezocht. En tot mijn verbazing staat daar nergens een termijn van 20 jaar, maar wel bij herhaling een termijn  van 25 jaar…..
Maar los daarvan….  In uw WMO-beleidsplan gaat het over het economisch afgeschreven zijn van keukens en badkamers. Er is echter geen particulier, geen inwoner, geen burger die spreekt over ‘economisch afgeschreven’. Economische afschrijving is een term uit gemeenteland en moet o.i niet toegepast worden op zaken richting inwoners.
En nog een derde en laatste aanval op de beleidsregel: Geen van de drie woningcorporaties in de streek hanteert een renovatietermijn van 20 jaar voor de badkamer. De één heeft als richtlijn voor vervanging van de badkamer 30 jaar, de ander 40 jaar en de derde gaat de technische staat van de badkamer bekijken als een huurder vraagt om vervanging.
Om kort te gaan, mbt het aanpassen van badkamer en keuken vraagt Progressief Altena het college om hier nog eens nadrukkelijk naar te kijken en er vooral ruimhartiger mee om te gaan.”
Aanvankelijk wilde de wethouder er niet aan. Hij wilde een uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep afwachten. Nadat ik dit een zwaktebod had genoemd en mijn verzoek raadsbreed werd ondersteund zegde de wethouder toe er nader naar te kijken en de raad te informeren met een brief. Indien de inhoud daarvan mij niet naar wens is zal er in de begrotingsraad een motie volgen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten